Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/108

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tien mannen van de Aegineten uit, die de belangrijkste waren en door rijkdom èn door geboorte, ook anderen en dan ook Crius, den zoon van Polycritus, en Casambus, den zoon van Aristocrates, die de meeste macht hadden. En zij brachten hen naar het Attische land en gaven hen daar aan de Atheners, de grootste vijanden der Aegineten, in bewaring.

74. Daarna werd Cleomenes, toen bekend was geworden, hoe hij kwaad tegen Demaratus gebrouwen had, bevreesd voor de Spartanen en hij vluchtte heimelijk naar Thessalië. Van daar ging hij naar Arcadië en trachtte onrust te verwekken, en hij zette de Arcadiërs tegen Sparta op, en liet hen andere eeden zweren om waarlijk hem te volgen, waarheen ook hij hen voeren mocht en dan ook deed hij moeite om de bestuurders der Arcadiërs naar de stad Nonacris te brengen en hen bij het water van de Styx te laten zweren. Bij die Arcadische stad is, naar men zegt, het water van de Styx, en het is ongeveer van den volgenden aard: weinig water komt uit de rots te voorschijn en druppelt in een bekken, en om dat bekken loopt een kring van doornen. Dat Nonacris, waarbij die bron ligt, is een stad in Arcadië bij Pheneus.

75. De Lacedaemoniërs echter vernamen, dat Cleomenes zulke dingen deed, en brachten hem uit vrees terug naar Sparta, op dezelfde voorwaarden, op welke hij ook vroeger koning was geweest. Doch bij zijn terugkomst greep hem terstond een waanzin aan: ook te voren was hij niet recht bij zinnen; want wanneer hij een iemand der Spartanen ontmoette, sloeg hij hem met zijn staf in het gezicht. Toen hij dat deed en zoo raasde bonden zijn verwanten hem aan een blok; en hij, gebonden, toen hij zijn bewaker alleen zag zonder anderen, eischte hij een mes;