Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

79. En toen deed Cleomenes het volgende. Hij had overloopers bij zich en van deze de namen der anderen vernemende, zond hij den heraut en liet hem, hen bij name noemende, de in het heiligdom opgesloten Argiven naar buiten roepen; en hij riep hen naar buiten bewerend den losprijs voor hen te hebben. De losprijs is bij de Lacedaemoniërs bepaald op twee minen[1] als betaling voor iederen gevangen man. Wel vijftig van de Argiven nu riep Cleomenes één voor één buiten en doodde hen. En de overigen in het bosch bemerkten gansch niet, wat geschiedde, want daar het heilige woud dicht was, zagen die binnen niet, wat die buiten deden, vóór dat iemand van hen op een boom was geklommen en zag, wat geschiedde. Toen dan gingen zij niet meer op het roepen naar buiten.

80. Daarop beval Cleomenes aan ieder der heloten brandhout om het heilige woud te stapelen en zij gehoorzaamden en hij stak het woud in brand. En toen het reeds brandde, vroeg hij aan een der overloopers, van wien der goden het heilige woud was; en hij zeide van Argos. Zoodra hij het hoorde, klaagde hij luid op en riep: „O voorzegger Apollo, voorwaar zéér bedroogt ge mij zeggende, ik zou Argos nemen, en ik begrijp, dat het orakel mij vervuld is."

81. Hierna zond Cleomenes het grootste deel des legers weg naar Sparta, doch zelf ging hij met duizend van de besten naar het heiligdom van Hera om te offeren. En daar hij wilde offeren op het altaar, verbood de priester het, zeggende dat het aan een vreemde niet geoorloofd was daar te offeren. Doch Cleomenes beval de heloten den priester van het altaar weg te

  1. Ongeveer honderd gulden.