Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dat hij uitgeleverd en naar Aegina zou worden gebracht, als pand voor de in Athene gevangene mannen. Doch toen de Aegineten Leutychides weg zouden voeren, zeide Theasides, de zoon van Leoprepes, een man van aanzien in Sparta, tot hen: „wat wilt ge doen, mannen Aegineten? Den koning der Spartanen, door de burgers uitgeleverd, wegvoeren? Als de Spartanen nu in toorn zoo besloten hebben, ziet toe, dat zij niet later, als gij dit doet, geheelen ondergang over uw land brengen." De Aegineten, dit hoorende, hielden af van het wegvoeren, doch maakten de volgende afspraak, dat Leutychides hun naar Athene zou volgen en aan de Aegineten de mannen terugbrengen.

86. Toen nu Leutychides in Athene gekomen het onderpand terugvroeg, maakten de Atheners voorwendsels, daar zij het niet wilden teruggeven, bewerende, dat vroeger twee koningen te samen de gijzelaars in bewaring hadden gegeven en zij het onbillijk achtten hen nu aan een van de twee zonder den ander terug te geven. Toen nu de Atheners hen niet wilden teruggeven, zeide Leutychides hun dit:

§ 1. „O Atheners, doet, wat van beiden gij zelf wilt; want teruggevende doet ge vroom, en niet teruggevende het tegendeel daarvan; maar wat eens in Sparta geviel te geschieden met een onderpand, dat wil ik u zeggen. Want wij Spartanen verhalen, dat in Lacedaemonië in het derde geslacht vóór mij, er een Glaucus was, zoon van Epicydes. Deze man, zeggen wij, was in alle andere zaken de eerste, en had dan ook den besten naam om zijn rechtvaardigheid van allen, zoovelen in dien tijd Lacedaemon bewoonden. En wij verhalen nu dat op den beschoren tijd hem het volgende geschied is. Een man uit Miletus kwam naar Sparta en wilde in ge-