Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/120

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der volkeren opgelegd was[1], en ook de schepen voor paardenvervoer waren aanwezig, welke Darius in het vorige jaar aan zijn schatplichtigen bevolen had gereed te maken. En zij brachten de paarden daarop en scheepten het voetvolk in de schepen in, en voeren met zeshonderd schepen naar Ionië. Van daar stuurden zij niet langs het vaste land recht op den Hellespont en Thracië aan, doch zij gingen van Samus uit langs de Icarische zee en maakten hun vaart door de eilanden heen, naar mij dunkt, vooral uit vrees voor den vaart om Athos, daar zij in het vorige jaar[2] op dien weg zulk een ontzettend verlies hadden geleden; bovendien dwong ook Naxus hen daartoe, dat vroeger niet veroverd was.

96. Toen zij uit de Icarische zee gekomen Naxus naderden, want daartegen dachten de Perzen het eerst hun tocht te richten, vluchtten de Naxiërs, gedachtig aan wat vroeger geschied was[3], naar de bergen en hielden geen stand. En de Perzen maakten, die zij grepen, tot slaven, en verbrandden de tempels en de stad. Na deze daad voeren zij naar de andere eilanden.

97. Terwijl zij dat deden, vluchtten de Deliërs eveneens heen naar Tenus. Toen nu de vloot daar aankwam wilde Datis, die vooruit voer, de schepen niet bij Delus laten ankeren, doch aan de overzijde bij Rhenaea, en zelf, toen hij vernomen had waar de Deliërs waren, zond hij een heraut en zeide hun het volgende: „heilige mannen, waarom vlucht gij heen en denkt zoo slecht over mij? Want ik ben ook van die meening en dit is mij door den koning opgedragen, het land, waarin de beide goden geboren werden, in niets schade aan te doen,

  1. Zie 48.
  2. Onjuist; beter was: twee jaar te voren.
  3. Vergel. 31, vlgg.