zich als smeekelingen aan het altaar en gaven zich. Toen de Thebanen dit vernamen, trokken zij op tegen de Plataeërs en de Atheners kwamen dezen te hulp. Doch als zij den strijd zouden aanvangen, duldden de Corinthiërs dat niet, die juist in de buurt waren en, terwijl beiden zich aan hen vertrouwden, verzoenden zij beiden en bepaalden de grenzen van het land op de volgende voorwaarden: dat de Thebanen die Boeotiërs met rust lieten, die niet bij den Boeotischen bond kwamen. De Corinthiërs dan bepaalden dit en gingen heen, doch de wegtrekkende Atheners werden door de Boeotiërs overvallen, doch bij dien aanval leden dezen de nederlaag in den strijd. En de Atheners overschreden de grenzen door de Corinthiërs aan de Plataeërs gesteld; dezén dan overgeschreden maakten zij de Asopus zelf tot grens tusschen de Thebanen en tusschen Plataeae en Hysiae. De Plataeërs dan hadden zich op de gezegde wijze aan de Atheners gegeven, en kwamen toen naar Marathon om hulp te brengen.
109. De meeningen der Atheensche veldheeren waren in tweeën: de eenen ontrieden den strijd (want zij waren te weinigen om met het leger der Meden te strijden), de anderen en ook Miltiades rieden het aan. Toen zij dan verdeeld waren en de lafste meening overwon, toen, de elfde stem toch kwam toe aan den met den boon gekozen polemarch[1] van Athene, want van oudsher maakten de Atheners den polemarch gelijk van stem met de veldheeren, en toen was polemarch Callimachus van
- ↑ Een der archonten van Athene, die oorspronkelijk het bestuur van de krijgszaken had. Later behoorde alleen de rechtspraak over de metoecen en vreemdelingen tot zijn ambt. De archonten werden door het lot genoemd uit een aantal bevoegde candidaten.