plan van de Alcmaeoniden daarop zonnen; want dezen zouden volgens een afspraak, toen de Perzen reeds in de schepen waren, hun een schild getoond hebben.
116. Genen dan voeren Sunium om, doch de Atheners ijlden zoo snel zij konden naar de stad terug en kwamen daar vóór dat de barbaren gekomen waren, en gekomen aan den Heracles-tempel in Marathon kampeerden zij bij een anderen Heracles-tempel, dien in Cynosarges. De barbaren echter met hun schepen op de hoogte van Phaleron gekomen, want dat was toen de haven der Atheners, hielden daar hun schepen eenigen tijd stil en voeren terug naar Azië.
117. In dien slag te Marathon stierven van de barbaren ongeveer zesduizend en vierhonderd mannen, doch van de Atheners honderd en twee en negentig. Zoovelen vielen van beide zijden. En daarbij geviel het volgende wonder te geschieden: een Atheensch man. Epizelus, zoon van Cuphagoras, die in den slag medestreed en een dapper man zich betoonde, werd van het gezicht beroofd zonder houw ergens aan het lichaam en zonder worp, en het overige van zijn leven bracht hij sinds dien tijd door als blinde. Ik hoorde, dat hij over zijn ongeval het volgende verhaal deed: een groote zwaargewapende man was hem tegen getreden, wiens baard het gansche schild bedekte; deze verschijning was langs hem gegaan, doch had zijn buurman gedood. Dit dan vernam ik, dat Epizelus verhaalde.
118. Datis, met zijn leger naar Azië getrokken, toen hij in Myconus was gekomen, zag een gezicht in den slaap. En welk dat gezicht was, wordt niet verhaald; doch hij, zoodra de dag was aangebroken, liet de schepen doorzoeken, en toen hij in een Perzisch schip een verguld beeld van Apollon vond, vorschte hij uit, van waar