niet Timo de schuld daarvan was, doch, want Miltiades moest slecht omkomen, daarom had zij hem als schijnbeeld tot zijn ongeluk gebracht.
136. Dit dan antwoordde de Pythia aan de Pariërs; doch de Atheners, toen Miltiades uit Parus was teruggekeerd, hadden den mond vol van hem, zoowel de anderen als vooral Xanthippus, de zoon van Ariphron, die Miltiades voor het het volk van halsmisdrijf aanklaagde, wegens bedrog van de Atheners. Miltiades zelf kon niet komen en zich verdedigen, want hij kon niet, daar zijn heup aan het rotten was; doch daar hij op een bed in de volksvergadering was, verdedigden zijn vrienden hem, en gedachten dikwijls den slag bij Marathon en de verovering van Lemnus, hoe hij Lemnus veroverd en, wraak nemend op de Pelasgen, het aan de Atheners had overgegeven. Terwijl het volk op zijn zijde kwam en hem van de doodstraf vrijsprak, en het hem om het reeds erkende misdrijf met vijftig talenten strafte, stierf Miltiades daarop, daar zijn heup ontstoken en verrot was, doch de vijftig talenten betaalde zijn zoon Cimon.
132. Lemnus bemachtigde Miltiades. Cimon's zoon, op de volgende wijze. Toen de Pelasgen door de Atheners uit Attica verdreven waren, hetzij dan naar recht, hetzij met onrecht, — want dat kan ik niet verhalen, behalve wat gewoonlijk gezegd wordt, dat Hecataeus, de zoon van Hegesander, in zijn geschiedenissen verhaalt, van onrecht sprekende: want toen de Atheners zagen dat het land bij den Hymettus gelegen, hun eigendom, door hen aan de Pelasgen ter bewoning gegeven als loon voor den muur, dien genen eertijds om den burcht trokken, toen de Atheners nu dat land goed bebouwd zagen, terwijl het vroeger slecht en niets waard was, toen grepen nijd en verlangen naar het land de Atheners aan, en zoo dan