verdreven zij genen zonder eenig ander voorwendsel te gebruiken. Doch naar de Atheners zelf verhalen, verdreven zij genen naar recht. Want de Pelasgen aan den voet van den Hymettus gevestigd, hadden van daaruit het volgende misdrijf gedaan. Hun eigen dochters en zoons waren immers altijd gewoon water te halen bij de bron Enneacrunus, want toen ten tijde hadden noch zijzelven, noch de andere Hellenen slaven; en zoo dikwijls de dochters daar kwamen, hadden de Pelasgen uit overmoed en minachting hen geweld aan gedaan. En met die daad waren zij niet tevreden, doch eindelijk hadden zij een aanslag beraamd, doch werden op heeterdaad betrapt. En zij zelf waren toen zóózeer betere mannen geweest dan genen, dat zij, terwijl zij de Pelasgen konden dooden, daar zij hen op een aanslag betrapt hadden, dat niet wilden, doch genen bevalen uit het land te gaan. Genen waren dan zoo uitgeweken en hadden andere streken bezet en dan ook Lemnus. Het eerste nu verhaalde Hecataeus, het andere beweren de Atheners.
138. Die Pelasgen, die toen Lemnus bewoonden en zich op de Atheners wreken wilden, kenden de feesten der Atheners goed, en zij schaften zich vijftigriemers aan en legden een laag voor de Atheensche vrouwen, die in Brauron feest vierden voor Artemis, en roofden velen van hen daar weg en voeren heen, en brachten hen naar Lemnus en hielden hen als bijzitten. Toen deze vrouwen vele kinderen baarden, leerden zij de knapen de Attische taal en de zeden der Atheners. Dezen nu wilden noch omgaan met de kinderen der Pelasgische vrouwen, en wanneer een hunner door een van genen geslagen werd, liepen zij allen toe en hielpen elkander; en de knapen meenden zelfs ook over de andere knapen te mogen heerschen en waren ook verreweg de meerderen.