Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/156

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

opdat ik ook dat vreeselijke leere kennen, dat ik lijden zal, opgetrokken tegen die mannen, welke zelfs Pelops de Phrygiër, een slaaf van mijn vaderen, zóózeer onderwierp, dat nog op dezen dag de menschen zelf en hun land met den naam heeten van hun onderwerper."

12. Dit werd nu tot zoover gezegd. Daarna kwam de nacht, en Artabanus' meening kwelde Xerxes; en hij beried zich in den nacht en bevond dat het geenszins zijn voordeel was tegen Hellas op te trekken. Met dat besluit sliep hij in, en in dezen nacht dan zag hij het volgende gezicht, naar door de Perzen verhaald wordt: Xerxes meende, dat een groote en schoongevormde man bij hem stond en zeide: „gij wisselt dan uw zin, o Pers, en wilt geen leger tegen Hellas voeren, nu ge de Perzen reeds bevaalt een leger te verzamelen? Doch niet doet gij goed met die verandering, noch ben ik hier om dat goed te keuren, doch zooals gij over dag besloot te doen, ga dien weg langs."

13. Na deze woorden scheen hij Xerxes toe weg te vliegen, doch bij het aanbreken van den dag lette hij gansch niet op dien droom, doch hij riep dezelfde Perzen als te voren bijeen, en zeide hun het volgende: mannen Perzen, vergeeft mij, dat ik snel mijn besluit verander; want ik ben nog niet op het hoogste van mijn verstand gekomen, en zij die mij aanraden den tocht te doen, wijken geen uur van mij. Toen ik nu de meening van Artabanus hoorde, kookte mijn jeugd terstond op, zoodat ik te ongepaste woorden naar een ouderen man wierp: nu echter ben ik tot inzicht gekomen, en zal naar zijn meening handelen. Daar nu mijn besluit veranderd is en ik niet meer tegen Hellas wil optrekken, blijft rustig tehuis."

14. Toen de Perzen dit hoorden, wierpen zij vol vreugde