Maar of het op mij niet letten zal en mij niet zal willen verschijnen, noch als ik mijn eigen kleeding heb noch als ik de uwe, en of het niet komen zal, dat zal nu onderzocht moeten worden. Want wanneer het onophoudelijk komt, dan zou ik ook zelf het voor goddelijk houden. Maar als gij besloten hebt, dat het zoo geschieden zal, en het niet mogelijk is, dat af te wenden, doch ik nu in uw leger slapen moet, welaan, laat ik dit dan verrichten en het droomgezicht ook mij verschijnen. Tot zoolang zal ik mijn meening van thans behouden."
17. Deze dingen zeide Artabanus in de hoop Xerxes te toonen, dat hij niets van beteekenis gezegd had, en deed het bevolene. En hij trok het gewaad van Xerxes aan, en zette zich op den koninklijken troon, en toen hij daarna in het bed was gegaan, kwam tot hem in den slaap dezelfde droom, die ook tot Xerxes was gegaan, en plaatste zich boven zijn hoofd en zeide: „ zijt gij het dan, die Xerxes ontriedt tegen Hellas op te trekken, als uit zorg voor hem? Doch noch voor het vervolg, noch voor nu dadelijk moet gij ongestraft beproefd hebben, wat geschieden moet, af te wenden. Doch wat Xerxes moet lijden, zoo hij niet luistert, dat is hem zelf aangegeven."
18. Daarmede scheen aan Artabanus de droom toe hem te bedreigen en dat hij hem met heete ijzers de oogen wilde uitbranden. En luid roepende sprong hij op, en zette zich naast Xerxes, en toen hij hem het droomgezicht geheel verhaald had, zeide hij hem vervolgens dit: „ik, o koning, als een man, die vele en groote dingen door kleinere vallen zag, liet u niet toe geheel aan uw jeugd gehoor te geven, wetend, hoe slecht het is om veel te begeeren, gedachtig ook aan Cyrus' tocht tegen de Massageten, hoe die afliep, ge-