groote schilden en lansen en dolken, gelijkend op de Egyptische, bovendien knodsen van hout, met ijzer beslagen en linnen pantsers. Deze worden door de Hellenen Syriërs genoemd, doch heetten bij de barbaren Assyriërs. [Onder hen bevonden zich Chaldaeërs]. Hun aanvoerder was Otaspes, zoon van Artachaeus.
64.
De Bactriërs trokken te velde met bedekking van het hoofd bijna evenals de Meden, zij hadden naar landsgebruik bogen van riet en korte lansen. De Sacen, die Scythen zijn, droegen op het hoofd spits toeloopende, recht opstaande tulbanden, en hadden broeken aan, en bogen naar landsgebruik en dolken, bovendien ook hadden zij strijdaxten. Dezen, die Amyrgische Scythen zijn, heetten zij Sacen, want de Perzen noemen alle Scythen Sacen; aanvoerder van de Bactriërs en Sacen was Hystaspes, de zoon van Darius en Atossa. Cyrus' dochter.
65. De Indiërs droegen kleederen van hout gemaakt, en hadden rieten bogen en rieten pijlen: er was ijzer boven aan. Zoo dan waren de Indiërs toegerust; in het leger waren zij gesteld onder Pharnazathres, den zoon van Artabates.
66. De Ariërs waren met Medische bogen toegerust, doch overigens gelijk de Bactriërs. Aanvoerder der Ariërs was Sisamnes, zoon van Hydarnes. De Parthen en de Chorasmiërs en de Sogden en de Gandariërs en de Dadicers trokken op in dezelfde uitrusting als de Bactriërs. Hun aanvoerders waren de volgenden: van de Parthen en de Chorasmiërs Artabazus, de zoon van Pharnaces; van de Sogden Azanes, zoon van Artaeus; van de Gandariërs en de Dadicers. Artyphius, de zoon van Artabanus.
67. De Caspiërs trokken te velde in schapenvachten en hadden inlandsche rieten bogen en zwaarden. Dezen waren zoo toegerust, en hadden tot aanvoerder Ariomar-