Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/182

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dus, den broeder van Artyphius; de Sarangen staken uit met geverfde kleeding, hadden schoeisel, dat tot de knie reikte, en Medische bogen en lansen. Aanvoerder van de Sarangen was Pherendates, de zoon van Megabazus. De Pactyers waren in vachten gehuld en hadden inlandsche bogen en dolken. De Pactyers hadden tot aanvoerder Artayntes, den zoon van Ithamithres.

68. De Utiërs en de Mycers en de Paricaniërs waren uitgerust even als de Pactyers. Hun aanvoerders waren: van de Utiërs en de Mycers Arsamenes, de zoon van Darius; van de Paricaniërs Siromitres, de zoon van Oeobazus.

69. De Arabieren hadden lange mantels met gordels, en droegen aan de rechter zijde lange teruggekromde bogen. De Aethiopiërs waren gekleed in panther- en leeuwevellen en hadden bogen van palmhout gemaakt, groot, niet kleiner dan vier ellen, daarbij kleine rieten pijlen; in plaats van ijzer was daar een scherpe steen aan gemaakt, waarmede zij ook de zegels snijden; bovendien droegen zij lansen, waaraan een gescherpte gazellenhoorn was bevestigd, bij wijze van lanspunt; zij hadden ook beslagen knodsen. Van hun lichaam bestreken zij de eene helft met gyps, als zij in den oorlog gingen, de andere helft met menie. Aanvoerder van de Arabieren en de Ethiopiërs, die boven Egypte woonden, was Arsames, de zoon van Darius en Artystone, de dochter van Cyrus, van wie Darius, wijl hij haar het meest liefhad van zijn vrouwen, een beeld van gedreven goud had laten maken.

70. Van de Ethiopiërs dan, die boven Egypte wonen, en de Arabieren was Arsames aanvoerder, doch de Ethiopiërs van den zonsopgang[1] (want tweeërlei waren er in

  1. Dezen woonden waarschijnlijk in Baludschistan.