korte lansen en met gespen vastgehechte kleederen; sommigen van hen hadden ook Lycische bogen, en om het hoofd helmen van hondevellen gemaakt. Van die allen was Badres, de zoon van Hystanes, aanvoerder.
78. De Moschen hadden houten helmen om het hoofd, en kleine schilden en lansen, doch er waren lange punten op. De Tibareners en de Macronen en de Mossynoecen trokken te velde toegerust gelijk de Moschen. Hun aanvoerders waren de volgenden: van de Moschen en de Tibareners Ariomardus, de zoon van Darius en Parmys, dochter van Smerdis. Cyrus' zoon; over de Macronen en Mossynoecen Artyactes, de zoon van Cherasmis, die stadhouder was van Sestus aan den Hellespont.
79. De Maren hadden op het hoofd inlandsche gevlochten helmen, en kleine schilden van huid en werpspeeren. De Colchiërs hadden om het hoofd houten helmen, en kleine schilden van ossevel en korte lansen; bovendien hadden zij messen. Van de Maren en de Colchiërs was Pharandates, de zoon van Teaspis, aanvoerder. De Alarodiërs en de Saspiren trokken te velde, gewapend even als de Colchiërs. Hun aanvoerder was Masistius, de zoon van Siromitres.
80. De eilandbewoners, die uit de Roode Zee volgden, uit de eilanden, waarheen de koning de zoogenaamde losgerukten overplant, droegen kleeding en wapenen, zeer gelijkend op de Medische. Van die eilanders was aanvoerder Mardontes, de zoon van Bagaeus, die bij Mycale bevelhebber was en in het tweede jaar na deze gebeurtenissen in den slag omkwam.
81. Dit waren de volken, die op het vaste land te velde trokken en bij het landleger waren ingedeeld. Aanvoerders nu van dat leger waren zij, die genoemd