Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

85. Er zijn sommige zwerfstammen. Sagartiërs genoemd, een volk Perzisch van taal, doch de uitrusting is half Perzisch, half Pactyisch; dezen brachten achtduizend ruiters aan, en zij plegen geen wapenen te hebben, noch koperen, noch ijzeren, behalve dolken, doch zij gebruiken werpstrikken uit riemen gevlochten en daarop vertrouwend trekken zij ten oorlog. Het strijden gaat bij deze mannen aldus. Wanneer zij met de vijanden samentreffen, werpen zij de riemen uit, die aan het einde strikken hebben; en wien hij treft, 't zij een paard, 't zij een mensch, hij trekt hem naar zich toe, en genen, als in een net verstrikt, komen om.

86. Zoo gaat het strijden bij hen, en zij waren ingedeeld bij de Perzen. De Meden hadden dezelfde kleeding als die te voet, en zoo ook de Cissiërs. De Indiërs waren wel evenzoo gekleed als die bij het voetvolk, doch zij brachten ook renpaarden aan en wagens, en vóór de wagens waren paarden en wilde ezels gespannen. De Bactriërs waren evenzoo toegerust als die te voet, en zoo ook de Caspiërs, en ook de Libyers even als die te voet, doch ook al dezen brachten wagens aan. En even als de Caspiërs waren ook de Paricaniërs gekleed als die te voet. De Arabieren hadden dezelfde uitrusting als die te voet, doch zij brachten allen kameelen mede, in snelheid niet minder dan de paarden.

87. Deze volken alleen zijn ruiters[1]. Het aantal ruiters beliep acht tienduizenden, behalve de kameelen en de wagens. De andere ruiters nu waren in afdeelingen geschaard, doch de Arabieren waren aan het einde geplaatst; daar toch de paarden de kameelen niet verdragen

  1. Nauwkeuriger ware geweest: deze volken alleen brachten ruiters aan. Verg. 84.