loponnesus. De Cariërs verstrekten zeventig schepen; in het andere waren zij evenals de Hellenen uitgerust, doch zij hadden nog sikkels en dolken. Hoe deze eertijds genoemd werden, is in mijn eerste verhalen gezegd.[1]
94. De Ioniërs verschaften honderd schepen, en waren uitgerust als Hellenen. De Ioniërs, zoolang zij in den Peloponnesus het thans zoo geheeten Achaea bewoonden, en vóór Danaüs en Xuthus in den Peloponnesus gekomen waren, werden, naar de Hellenen zeggen. Aegialeesche Pelasgen genoemd, doch naar Ion, Xuthus' zoon, Ioniërs.
95. De eilanders verstrekten zeventien schepen, en waren gewapend als Hellenen; en ook dit is een Pelasgisch volk, doch later werd het Ionisch genoemd om den zelfden grond als de Ioniërs uit de Twaalf Steden, die uit Athene stammen. [2] De Aeoliërs verstrekten zestig schepen, zij waren uitgerust als Hellenen, en werden oudtijds Pelasgen geheeten, naar het zeggen der Hellenen. De Hellespontiërs, behalve de Abydeners, want den Abydeners was door den koning opgedragen in hun land doch alle andere te blijven en de bruggen te bewaken van den Pontus, die mede trokken, verstrekten honderd schepen, en zij waren uitgerust als Hellenen. Dezen waren afstammelingen van de Ioniërs en de Doriërs.
96. Op al deze schepen waren Perzen en Meden en Sacen als soldaten. De best bemande schepen van alle verstrekten de Pheniciërs en onder de Pheniciërs de Sidoniërs. Al dezen en de bij het voetvolk ingedeelden hadden ieder bevelhebbers uit hun eigen volk, die ik, — want ik word daartoe niet gedwongen voor mijn verhaal, — niet vermeld heb. Want de aanvoerders van