Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/200

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

116. Toen hij nu in Acanthus gekomen was, zeide Xerxes de Acanthiërs gastvriendschap aan en begiftigde hen met een Medisch gewaad, en prees hen, ziende dat zij ijverig voor den krijg waren, en daar hij van het kanaal hoorde.

117. Terwijl Xerxes in Acanthus was, geviel het dat Artachaeës, de opzichter van het kanaal, door ziekte stierf: hij was in aanzien bij Xerxes en van geslacht een Achaemenide, en in grootte de grootste der Perzen (want hij scheelde maar vier vinger van vijf koninklijke ellen[1], en had de luidste stem der menschen, zoodat Xerxes zeer om hem treurde en hem op het schoonst wegbrengen en begraven liet; en gansch het leger wierp een grafheuvel op. Aan dezen Artachaees offeren de Acanthiërs volgens een orakel als aan een heros, en roepen zijn naam aan.

118. Koning Xerxes dan treurde zeer over den dood van Artachaees. Doch de Hellenen, die het leger ontvangen hadden en Xerxes onthaald, kwamen tot het uiterste van ellende, zoodat zij huis en hof verloren; daar toch bij de Thasiërs, die voor hun steden op het vaste land het leger van Xerxes ontvangen en onthaald hadden. Antipater, zoon van Orgeus, daartoe gekozen, een man onder de burgers gezien als die het 't meest is, een onkoste van vierhonderd talenten zilver voor het het gastinaal berekende.

119. Evenveel bijna berekenden ook in de andere steden de daarmede belasten. Want het onthaal geschiedde op de volgende wijze, daar het langen tijd te voren was aangezegd en zij er zeer op aandrongen. Vooreerst, zoodra zij van de overal rondgaande herauten aanzegging

  1. Ongeveer 2 Meter.