gezonden om te boeten voor de herauten in Sparta omgekomen." En als zij dit zeiden, was Xerxes grootmoedig en beweerde niet gelijk te willen zijn aan de Lacedaemoniërs: want dezen hadden alle menschelijke recht omgestooten en herauten vermoord, doch hij zelf zou niet doen, wat hij hun verweet, en niet door genen te dooden de Lacedaemoniërs van schuld ontheffen.
137. Zoo dan, en na deze daad der Spartanen hield de toorn van Thalthybius terstond op, hoewel Sperthias en Bulis naar Sparta terugkeerden. Doch veel tijd later ontwaakte hij weder, bij den oorlog der Peloponnesiërs en Atheners, naar de Lacedaemoniërs beweren. Dit nu schijnt mij een uiterst wonderbaarlijke gebeurtenis. Want dat de toorn van Thalthybius gezanten trof en niet ophield voor hij ten einde was gekomen, dat bracht de rechtvaardigheid mede; doch dat hij viel op de zonen dier mannen, die om den toorn tot den koning gegaan waren, op Nicolaüs, den zoon van Bulis, en Aneristus, den zoon van Sperthias, (die op een met mannen bezet vrachtschip Haliës, uit Tiryns gekomen, invoer en veroverde)[1], daaruit dan is mij duidelijk, dat de zaak door goddelijke beschikking uit den toorn voortkwam. Want deze zonen, als gezanten door de Lacedaemoniërs naar Azië gezonden, werden verraden door Sitalces. Teres' zoon, den koning der Thraciërs, en Nymphodorus, den zoon van Pytheas, een Abderiet, en gevangen genomen bij Bizantha aan den Hellespont, en naar Attica gevoerd, stierven zij door de Atheners,
- ↑ Haliës was een kleine zeeplaats in den Peloponnesus, bezet door inwoners van Tiryns, welke laatste stad in 468 v. Chr, door de bevolking van Argos vernietigd was. De verovering vanHaliës door Aneristus moet geschied zijn in de periode van 463-445, toen Athene met Argos verbonden was.