gelijk van stem zou wezen. Zoo dan beweren de Argiven dat zij de aanmatiging der Spartanen niet verdragen hadden, doch gekozen liever door de barbaren beheerscht te worden dan aan de Lacedaemoniërs toe te geven, en zij hadden de boden aangezegd vóór zonsondergang uit het land der Argiven weg te gaan, zoo niet, als vijanden zouden zij behandeld worden.
150. Dat nu zeggen de Argiven zelf daarover, doch er is een ander verhaal door Hellas verspreid, dat Xerxes een heraut zond naar Hellas vóór hij aanving met tegen Hellas te trekken. Toen deze gekomen was, zegt men, sprak hij: „mannen Argiven, koning Darius zegt u het volgende. Wij meenen dat Perses, van wien wij afstammen, een zoon was van Perseus, zoon van Danaë, en geboren uit Cepheus' dochter Andromeda. Zoo dan zouden wij afstammelingen van u zijn. Noch dus gaat het, dat wij tegen onze voorvaders optrekken, noch dat gij anderen helpt en ons tegentreedt, doch gij moet rustig te huis blijven. Want gaat het mij naar mijn wensch, dan zal ik niemand hooger stellen dan u." De Argiven nu, zegt men, dit hoorende, wierpen het niet weg, en daarom hadden zij zich tot niets aangeboden bij de andere Hellenen, noch een deel van de leiding geëischt; doch toen de Hellenen hen opnemen wilden, zoo dan eischten zij, wel wetende, dat de Lacedaemoniërs geen aandeel in het bestuur zouden geven, toch een aandeel, om onder een voorwendsel te huis te kunnen blijven.
151. En daarmede, beweren sommige der Hellenen, is nog het volgende voorval in overeenstemming, vele jaren later gebeurd. In het Memnonische Susa waren juist om een zekere zaak gezanten van de Atheners. Callias, de zoon van Hipponicus, en die met hem gegaan waren, en op denzelfden tijd hadden ook de Argiven