Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/221

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Syracusiërs en vele steden der barbaren belegerde, muntte Gelon bij die oorlogen op het schitterendst uit. Van de steden, die ik noemde, ontging geen enkele behalve Syracusae de slavernij door Hippocrates. Doch de Syracusiërs, in een slag bij de rivier Elorus overwonnen, werden gered door de Corinthiërs en de Cercyraeërs: deze redden hen en maakten vrede, op voorwaarde dat de Syracusiërs Camarina aan Hippocrates afstonden. Camarina toch was oorspronkelijk van de Syracusiërs.

155. Als het nu Hippocrates, na een regeering van even veel jaren als zijn broeder Cleander, overkwam te sterven bij de stad Hyble op een veldtocht tegen de Sicilianen, zoo dan ondersteunde Gelon in naam de zonen van Hippocrates. Euclides en Cleander, daar de burgers niet langer hun onderdanen wilden zijn, doch in de daad, toen hij de inwoners van Gela in een slag overwonnen had, nam hij zelf de heerschappij en ontroofde ze aan de zonen van Hippocrates. Na dit geluk bracht hij de zoogenaamde gamoren[1] van Syracusae, die door het volk en hun eigen slaven, de zoogenaamde Cyllyriërs, verdreven waren, dezen bracht Gelon uit de stad Casmene naar Syracusae terug en kwam ook in bezit van deze stad: want het volk der Syracusiërs gaf zich zelf en de stad aan Gelon over, toen hij aanrukte[2]. 156. Toen hij Syracusae genomen had, gaf hij minder om de heerschappij over Gela, doch droeg die aan zijn broeder Hiëron op, en zelf versterkte hij Syracusae en Syracusae was alles voor hem; en terstond groeide het op en bloeide. Zoowel nu toch bracht hij alle Cama-

  1. D. i. de grondbezitters, n.l. de nakomelingen van de eerste volkplanters, en zij die het volle burgerrecht verkregen hadden.
  2. In 485 v. Chr.