Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

cedaemoniërs te staan, volgde dien weg niet, doch sloeg een ander in. Want zoodra hij vernam, dat de Pers den Hellespont overgetrokken was, zond hij met drie vijftigriemers Cadmus, den zoon van Scythes, een man uit Cos, naar Delphi, met veel geld en vriendelijke woorden om den krijg na te gaan, hoe hij afloopen zou. En als de barbaar overwon, dan hem het geld te geven en aarde en water van alles wat Gelon beheerschte doch als de Hellenen, dan alles terug te brengen.

164. Deze Cadmus had in vroeger tijd de heerschappij over Cos in goeden toestand van zijn vader ontvangen, doch uit eigen beweging en zonder eenig dreigend gevaar, maar uit rechtvaardigheid zijn heerschappij in de handen der Coërs neergelegd, en was naar Sicilië gegaan, waar hij den Samiërs de stad Zangcle, die haar naam in Messene veranderd had, ontnam en er zich nederzette. Dezen Cadmus dan, op zulk een wijze in Sicilië gekomen, zond Gelon om zijn rechtvaardigheid, die hij ook bij andere gelegenheden ondervonden had, naar Delphi; en bij de andere rechtvaardige daden door hem verricht, voegde Cadmus ook nog de volgende, niet de geringste: want meester van groote schatten, die Gelon hem had toevertrouwd, terwijl hij die bemachtigen kon, wilde hij dat niet, doch toen de Hellenen in den zeeslag overwonnen hadden en Xerxes weggevlucht was, toen dan ook keerde hij naar Sicilië terug en nam al het geld mede.

165. Ook het volgende wordt door die in Sicilië wonen verhaald, dat Gelon toch, al zou hij ook onder de Lacedaemoniërs staan, toch de Hellenen geholpen had, zoo niet Terillus, zoon van Crinippus en heerscher van Himera, uit Himera verdreven door Theron, den zoon van Aenesidemus, en alleenheerscher van de Agrigentijnen, zoo