Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

niet deze Terillus in dien zelfden tijd een leger van Pheniciërs en Libyers en Iberiërs en Ligyers en Elisycers en Sardoniërs en Cyrniërs, dertig tienduizenden, tegen hem naar Sicilië gebracht had, onder aanvoering van Amilcas, den zoon van Annon, en koning der Carthagers: wijl Terillus wegens zijn gastvriendschap met dezen hem daartoe bewogen had en vooral door de aansporing van Anaxilaüs, zoon van Cretines, die heerscher van Rhegium was, en zijn kinderen als gijzelaars aan Amilcas gaf en dezen naar Sicilië bracht, dat hij zelf zijn schoonvader helpen zou; want Anaxilaüs had een dochter van Terillus tot vrouw, wier naam Cydippe was. En zoo dan was Gelo niet in staat de Hellenen te helpen en zond hij de schatten naar Delphi.

166. Daarbij verhalen zij nog dit: op den zelfden dag geschiedde het, dat Gelon en Theron op Sicilië Amilcas den Carthager overwonnen en de Hellenen den Pers bij Salamis. Deze Amilcas, die van vaderskant een Carthager, doch van moederszijde een Syracusiër was, en om zijn dapperheid koning der Carthagers, — toen het tot een treffen kwam en hij in den slag overwonnen werd, zou hij, naar ik verneem, verdwenen zijn: want noch dood noch levend kwam hij ergens op aarde te voorschijn, want Gelo had alles laten onderzoeken.

167. Door de Carthagers zelf wordt dit verhaal verteld, wat ook waarschijnlijk is, dat de barbaren tegen de Hellenen op Sicilië streden van den dageraad af tot 's avonds laat (want zoo lang zou het treffen geduurd hebben), doch Amilcas bleef in dien tijd in het kamp offeren om een goeden afloop, en verbrandde gansche lichamen op een grooten brandstapel, doch toen hij de vlucht der zijnen zag, toen hij juist plengde bij de offers, wierp hij zich zelf in het vuur; en zoo dan verbrandde