Hellenen[1] in Thermopylae bedrogen werden, daarvan wisten zij het bestaan niet vóór zij, reeds in Thermopylae gekomen, het van de Trachiniërs vernamen. Die pas dan besloten zij te bewaken, en den Pers niet in Hellas toe te laten, doch de vloot zou naar Artemisium in het Histiaeotische land varen. Want die plaatsen zijn dicht bij elkander, zoodat zij konden vernemen, wat met ieder van beide geschiedde, en de plaatsen zijn aldus gelegen.
176. Vooreerst dan Artemisium: van de wijde zee van Thracië trekt het nat tot een nauwe doorvaart samen tusschen het eiland Sciathus en het vaste land van Magnesië; op de engte volgt spoedig Artemisium, een kuststreek van Euboea, en daarin is een heiligdom van Artemis. De pas nu door Trachis naar Hellas is, waar zij 't nauwst is, een halve plethrum. Evenwel is daar nog niet de allernauwste plaats in de gansche streek, doch vóór en achter Thermopylae: er achter bij Alpenoe, slechts een wagen breed, en er vóór langs de rivier Phoenix dicht bij de stad Anthela wederom een enkelen wagen breed.
Het gebergte aan de avondzijde van Thermopylae is onbeklimbaar en steil, hoog en strekt zich naar den Oeta; aan de dageraadszijde raakt de zee aan den weg en moerassen. In die pas zijn warme bronnen, die de menschen des lands Chytroi[2] noemen, en een altaar van Heracles is er bij opgericht. Bij deze toegangen was een muur gebouwd en oudtijds bevonden zich daar poorten in. De Phoceërs hadden uit vrees dien muur gebouwd, nadat de Thessaliërs van de Thesproten waren gekomen om zich neer te zetten in het Aeolische land, dat zij ook