Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/240

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was, en terwijl zij bij Chalcis in Euboea lagen, toen zij den storm zagen opsteken of reeds vroeger, offerder zij en riepen Boreas en Oreithyia aan om hen te helpen en de schepen der barbaren te vernietigen, evenals ook vroeger bij Athos. Of nu daarom Boreas op de ankerende barbaren viel, kan ik niet zeggen: maar de Atheners beweren zeker dat Boreas hen vroeger geholpen heeft en ook toen dat uitrichtte; en bij hun terugkeer richtten zij voor Boreas een tempel op aan de rivier de Ilisus.

190. Bij dien nood gingen, naar die het minste zeggen, niet minder dan vierhonderd schepen te gronde, en ontelbaar veel mannen en een overvloedige menigte voorraad. Zoodat voor Ameinocles, zoon van Cretines, een man uit Magnesië, die bij Sepias land had, deze schipbreuk zeer nuttig was, daar hij veel gouden bekers verzamelde, in later tijd aan land geworpen, vele zilveren ook, en schatten van de Perzen vond en ontelbare andere goederen in bezit nam. Deze dan, in de andere dingen niet voorspoedig, werd door zijn vondsten zeer rijk, want ook hem kwelde een droevig onheil: zijner kinderen moord.

191. Van de graanschepen en de andere vernietigde vaartuigen is het getal onbekend. Zoodat de bevelhebbers der vloot uit vrees, dat de Thessaliers hen in hun slechten toestand zouden aanvallen, een hoogen muur uit de wrakken lieten opwerpen. Want drie dagen lang stormde het. Eindelijk brachten de Magiërs dieroffers aan den wind en bezwoeren hem met tooverspreuken en daarbij offerden zij ook aan Thetis en de Nereïden, en brachten op den vierden dag den storm tot bedaren, of anders kwam hij van zelf tot rust. Zij offerden aan Thetis, daar zij van de Ioniërs de overlevering vernomen hadden, dat Thetis uit deze streek door Peleus was ge-