Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

206. Hen nu, die bij Leonidas, hadden de Spartanen, vooruit gezonden, opdat de andere bondgenooten, als zij hen zagen, mede zouden trekken en niet ook zij met de Meden gingen, als zij hoorden dat de Spartanen nog talmden. Daarna echter, want de Carneën[1] verhinderden hen, als zij dezen gevierd en bewakers in Sparta hadden achtergelaten, zouden zij spoedig met hun gansche macht te hulp komen. Eveneens waren de andere bondgenooten van zin ook zelf zoo te handelen; want het Olympische feest viel in den zelfden tijd met die gebeurtenissen samen; niet meenende nu, dat de strijd bij Thermopylae zoo snel beslist zou worden, hadden zij de voorloopers gezonden.

207. Zij dan waren van zins zóó te doen. Doch de Hellenen in Thermopylae, toen de Pers dicht bij de pas was gekomen, vreesden en beraadslaagdən over den terugtocht. De andere Peloponnesiërs nu besloten te keeren en den Isthmus te bewaken; doch Leonidas, toen de Phociërs en de Locriërs optoornden over dat besluit, stemde dat zij daar blijven zouden en boden naar de steden zenden om hen tot helpen aan te sporen, daar zij te weinig in getal waren om het leger der Meden af te weren.

208. Terwijl zij dit bespraken, zond Xerxes een verspieder te paard om te zien hoevelen zij waren en wat zij deden. Want nog in Thessalië had hij gehoord, dat daar een klein leger verzameld was en dat aan het hoofd de Lacedaemoniërs stonden en Leonidas, van Heracles' geslacht. Toen de ruiter naar het kamp heen was gereden, keek hij toe en zag het geheele kamp niet; want

  1. Een groot Dorisch feast, dat negen dagen duurde, en kort voor het begin van de Olympische feesten eindigde.