Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/253

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

terstond verschenen de barbaren. Toen dezen gewapende mannen zagen, verbaasden zij zich, want in de verwachting niemand te zullen ontmoeten, stieten zij op een leger. Toen vreesde Hydarnes, dat de Phociërs Lacedaemoniërs waren en vroeg Ephialtes, van waar dat leger kwam, en hij vernam de waarheid en schaarde de Perzen voor den strijd. De Phociërs echter, toen zij door vele en dicht vallende pijlen getroffen werden, vluchtten snel naar den top van den berg, geloovend, dat genen alleen tegen hen waren opgetrokken en rustten zich toe tot den dood. Zij nu dachten dat, doch de Perzen bij Ephialtes en Hydarnes letten gansch niet op de Phociërs en klommen haastig den berg af.

219. Doch den Hellenen in Thermopylae had het eerst de ziener Megistias, na de beschouwing van de offers, verkondigd, dat met den dageraad de dood hun komen zou, en daarbij kwamen er ook overloopers, die den tocht der Perzen over het gebergte heen meldden. Dezen nu brachten nog des nachts bericht, doch in de derde plaats kwamen ook de verspieders met het aanbreken van den dag van de hoogte naar beneden loopen. Toen beraadslaagden de Hellenen en hun meeningen waren verdeeld : want de eenen wilden de stelling niet verlaten, de anderen verzetten zich. Daarna gingen zij van een. En de eenen gingen weg en verspreidden zich, ieder naar zijn stad trekkend, doch de anderen met Leonidas rustten zich toe om daar te blijven.

220. Er wordt ook verhaald, dat Leonidas zelf hen wegzond uit bezorgdheid, dat zij omkomen zouden, doch dat hij het voor zich zelf en de Spartanen bij hem niet betamelijk vond om de plaats te verlaten, tot wier bewaking zij opzettelijk gekomen waren. En ook ik zelf ben het meest van die meening, dat Leonidas, toen hij