waar was, dat zij èn Medisch gezind waren en een der eersten aarde en water den koning gegeven hadden, doch door noodzaak gedwongen naar Thermopylae gekomen en niet schuldig waren aan het verlies den koning aangedaan. Zoodat zij door deze bewering hun leven redden, want zij hadden ook Thessaliërs als getuigen van hun bewering. Niet echter kwamen zij er geheel goed af, want toen zij aankwamen, grepen de Perzen hen en doodden zelfs sommigen, doch de meesten vanhen brandmerkten zij op Xerxes' bevel met het koninklijke merk, beginnende bij den aanvoerder Leontiades, wiens zoon Eurymachus in later tijd de Plataeërs doodden, toen hij aan het hoofd van vierhonderd Thebaansche mannen aangerukt was en de stad der Plataeërs bezet had.
234. Zoo dan hadden de Hellenen bij Thermopylae gestreden, doch Xerxes ontbood Demaratus en vroeg hem, aldus beginnend: „Demaratus, gij zijt een eerlijk man. Ik oordeel zoo naar de werkelijkheid, want al wat gij zeidet, is zoo geschied. Doch zeg mij nu: hoeveel wel zijn de overige Lacedaemoniërs, en hoevelen van hen zijn zóó in den oorlog, of wel zijn allen zoo?" Hij zeide: „o koning, groot is het aantal van alle Lacedaemoniërs en vele zijn hun steden; doch wat gij vernemen wilt, zult gij weten. In Lacedaemon is Sparta, een stad van ongeveer achtduizend mannen; deze allen zijn gelijk aan die hier gestreden hebben; de overige Lacedaemoniërs nu zijn wel niet gelijk aan genen, maar dapper toch." Daarop zeide Xerxes: „ Demaratus, op welke wijze zullen wij die mannen met de minste moeite bedwingen? Kom, verklaar dat: want gij kent de wegen van hun plannen, daar gij toch hun koning waart."
235. Hij antwoordde: „o koning, daar ge mij dan in ernst raadpleegt, is het recht, dat ik u het beste zeg: