was, vertelde hij terstond aan de aanvoerders hoe het met den schipbreuk was gegaan, en van de schepen Euboea omgezonden.
9. Na dit bericht beraadslaagden de Hellenen met elkander. En na veel woorden overwon de meening, om dien dag daar te blijven en op den oever te overnachten; doch daarna, na middernacht, op te breken en de omvarende schepen te gemoet te trekken. Daarna, toen niemand hen aanviel, wachtten zij tot laat in den middag en voeren op de barbaren af, daar zij hun wijze van vechten wilden leeren kennen en hoe zij door de rijen heenbraken.
10. De andere soldaten van Xerxes en de aanvoerders zagen hen aanvaren met weinig schepen: zij hielden hen voor geheel waanzinnig en staken ook zelf met hun schepen in zee, in de meening genen gemakkelijk te veroveren, meenende wat zeer gegrond was, daar zij toch zoo weinige schepen der Hellenen zagen en hun eigene zooveel meer in aantal en van beter zeilkracht zagen. In die overtuiging dan trachtten zij genen in te sluiten. Zoovelen der Ioniërs nu den Hellenen welgezind waren, trokken onwillig mede en waren zeer bekommerd toen zij genen zagen insluiten en geloofden dat niemand van hen terug zou keeren; zoo zwak scheen hun de macht der Hellenen toe. Doch zij, wien de gebeurtenis aangenaam was, wedijverden hoe zij ieder zelf het eerst een Attisch schip zouden veroveren en geschenken van den koning ontvangen, want het meest werd in de vloot over de Atheners gesproken.
11. De Hellenen, toen zij het teeken kregen, richtten eerst hun voorstevens tegen de barbaren en trokken de achterstevens naar het midden bijeen, doch bij het tweede teeken gingen zij aan het werk en wel met front tegen