Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/283

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te Artemisium; de Sicyoniërs brachten vijftien schepen aan, de Epidauriërs tien, de Troezeniërs vijf, de Hermioniërs drie, zijnde deze allen, behalve de Hermioniërs. Dorisch en Macednisch[1] volk, uit Erineüs en Pindus en het laatst uit het Dryopische land getrokken. De Hermioniërs zijn Dryopen, door Heracles en de Maliërs uit het thans Doris genoemde land verdreven.

44. Dezen nu waren de Peloponnesiërs, die ten strijde trokken, doch van het vasteland buiten den Peloponnesus: de Atheners in vergelijking met alle anderen, de meeste, honderd en tachtig schepen verschaffend en wel alleen, want bij Salamis streden de Plataeërs niet met de Atheners, om de volgende reden: na het vertrek der Hellenen van Artemisium, toen zij bij Chalcis waren gekomen, ontscheepten de Plataeërs zich op het tegenover gelegene Boeotische land en hielden zich bezig hun gezinnen in veiligheid te brengen. Zij dan, terwijl zij genen redden, bleven achter. Doch de Atheners waren, toen de Pelasgen het thans Hellas geheeten land hadden. Pelasgen en heetten Cranaërs; onder koning Cecrops werden zij Cecropiden genoemd; toen Erechtheus de heerschappij ontvangen had, veranderden zij hun naam in Atheners, en toen Ion, zoon van Xuthus, aan het hoofd der Atheners kwam, werden zij naar hem Ioniërs genoemd. 45. De Megareërs brachten het zelfde ronde getal aan als in Artemisium; de Ampracioten kwamen met zeven schepen te hulp, de Leucadiërs met drie, zijnde dezen een Dorisch ras van Corinthus.

46. Van de eilanders brachten de Egineten dertig schepen aan; zij hadden nog[2] andere schepen met bemanning, doch daarmede bewaakten zij hun eigen land,

  1. Zie I. 56.
  2. Hier is waarschijnlijk het woord twaalf uitgevallen.