Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/290

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de vijanden overwinnen zullen. Menschen nu die een verstandig besluit nemen, dien wordt het gewoonlijk vervuld, doch na een onverstandig besluit pleegt ook de god niet de menschlijke plannen te begunstigen."

61. Toen Themistocles dit gesproken had, verhief zich wederom de Corinthiër Adimantus tegen hem en beval dat hij zwijgen moest, daar hij geen vaderland had, en duldde niet dat Eurybiades een man zonder stad mede liet stemmen; want Themistocles moest eerst zijn stad aanwijzen en dan kon hij een stem uitbrengen. Dat wierp hij hem voor, daar Athene veroverd en in bezit der vijanden was. Toen dan zeide Themistocles vele en smadelijke dingen tegen hem en de Corinthiërs, en toonde in zijn rede, dat de Atheners grooter stad en land bezaten dan genen, zoolang zij nog tweehonderd bemande schepen hadden, want niemand van de Hellenen zou hun aanval kunnen afslaan.

62. En toen hij dit in zijn rede had aangetoond, wendde hij zich tot Eurybiades, en sprak met meer nadruk. „Als gij hier blijft en hier blijvend een dapper man zijt, schoon! Zoo niet, dan brengt gij Hellas ten onder. Want het lot van den oorlog dragen de schepen. Daarom, volg mijn raad. Wilt ge dat niet doen, dan nemen wij onverwijld onze gezinnen op en trekken naar Siris in Italië, dat nog van oudsher van ons is, en volgens de orakels een nederzetting van ons moet krijgen; en gij, van zulke bondgenooten beroofd,; zult aan mijn woorden denken."

63. Toen Themistocles zoo sprak, veranderde Eurybiades zijn meening; en naar mij dunkt, veranderde hij vooral uit vrees, dat de Atheners hen verlieten, als hij de schepen naar den Isthmus bracht, want door