Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/294

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

land blijft of ook naar den Peloponnesus voortrukt, zal u maklijk, heer, gelukken, wat ge met uw komst wildet doen. Want niet veel tijd kunnen de Hellenen u weerstaan, doch ge zult hen verstrooien, en ieder voor zich vluchten zij naar hun steden. Want er is geen spijs voor hen op dat eiland, naar ik verneem, noch is het te verwachten, als gij uw landmacht naar den Peloponnesus voert, dat de van daar gekomenen rustig blijven, noch zullen zij voor Athene den zeeslag leveren willen.

§ 3. Doch haast ge u om terstond slag te leveren, zoo vrees ik dat de nederlaag der vloot ook de landmacht treffen zal. Bovendien, o koning, breng u dit in den geest, dat de goede menschen veelal slechte slaven hebben, de slechte goede. Gij, de voortreffelijkste aller mannen, hebt slechte slaven, die tot uw bondgenooten gerekend worden, zooals de Egyptenaars en de Cypriërs en de Ciliciërs en de Pamphyliërs, van nut voor niets."

69. Toen zij dit tot Mardonius zeide, toen, zoovelen Artemisia welgezind waren, dezen ontstelden over haar woorden, wat ramp zij van den koning zou ondervinden, daar zij hem ontried den zeeslag te leveren, doch die haar haatten en benijdden, wijl zij boven alle bondgenooten het meest geëerd werd, dezen verheugden zich over haar verzet, daar zij te gronde zou gaan. Doch toen de meeningen aan Xerxes overgebracht waren, verheugde hij zich zeer over Artemisia's meening, en terwijl hij haar reeds vroeger voor flink hield, prees hij haar toen nog meer. Toch beval hij den raad der meerderheid te volgen, in de meening, bij Euboea waren zij laf geweest, daar hij er niet bij was, doch nu had hij gezorgd bij den zeeslag toe te zien.

70. Toen het teeken voor opbreken gegeven was, brachten zij de schepen naar Salamis en werden in slag