Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/295

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

orde geschaard, in stilte hun plaats nemend. Want toen was de dag niet voldoende om den slag te leveren, want de nacht kwam invallen en zij maakten zich gereed voor den volgenden dag. Doch de Hellenen beving schrik en angst, en niet het minst de Peloponnesiërs; zij waren in angst, dat zij zelf bij Salamis gelegen voor het land der Atheners strijden zouden, en, overwonnen en op het eiland afgesneden, belegerd worden, doch hun eigen land onbeschermd verlaten hadden. En de landmacht der barbaren trok in den zelfden nacht naar den Peloponnesus.

71. Evenwel was al het mogelijke uitgedacht, opdat de barbaren niet in het vaste land zouden vallen. Want zoodra de Peloponnesiërs hoorden, dat Leonidas en de zijnen in Thermopylae waren omgekomen, liepen zij samen uit de steden en bezetten den Isthmus, en hun aanvoerder was Cleombrotus, zoon van Anaxandridas en broeder van Leonidas. En op den Isthmus gelegerd wierpen zij den Scironischen weg onderst boven; daarna, zooals zij bij een beraadslaging besloten hadden, bouwden zij een muur door den Isthmus heen. Daar zij nu vele tienduizenden waren en elke man arbeidde, ging het werk snel. Want rotsblokken en baksteenen en balken en manden vol zand werden aangebracht, en de verdedigers rustten geen oogenblik in het werk, noch des nachts, noch over dag.

72. Zij, die met hun gansche macht bij den Isthmus te hulp waren gekomen, waren deze Hellenen: de Lacedaemoniërs en de Arcadiërs allen en de Eleërs en de Corinthiërs en de Sicyoniers en de Epidauriërs en de Phliasiërs en de Troezeniërs en de Hermioniërs. Deze waren te hulp gekomen en vreesden zeer voor het bedreigde Hellas, doch de andere Peloponnesiërs deerde het niets. De Olympische en Carneïsche feesten echter waren reeds verstreken.