Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/299

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zooals zij hen over dag gezien hadden, daar waanden zij hen nog geplaatst.

79. En terwijl de aanvoerders nog twistten, kwam uit Egina Aristides overgestoken, de zoon van Lysimachus, een Athener, bij schervengericht door het volk verbannen, dien ik, daar ik zijn aard ken, voor den voortreflijksten en rechtvaardigsten man in Athene houd. Deze man trad voor de vergadering en riep Themistocles naar buiten, die niet zijn vriend was, doch zijn grootste vijand; doch door de grootte van het aanwezige gevaar vergat hij dat en riep hem naar buiten, daar hij hem spreken wilde. Hij had reeds gehoord, dat die van den Peloponnesus aandrongen om de schepen naar den Isthmus te voeren. Toen nu Themistocles buiten gekomen was, sprak Aristides het volgende: „wij moeten bij iedere andere gelegenheid en dan ook thans met elkander strijden, wie van beiden het vaderland meer goed zal doen. Ik zeg u, dat het 't zelfde is voor de Peloponnesiërs om veel of weinig te spreken over het vertrek van hier. Want ik zeg, met eigen oogen gezien hebbend, dat thans noch de Corinthiërs noch Eurybiades zelf, al wilden zij, kunnen wegvaren, want rondom zijn wij door de vijanden ingesloten. Doch ga binnen en zeg hun dat. "

80. De ander antwoordde: „als een braaf man spreekt ge en ge bracht goede tijding. Want de gebeurtenis door mij gewenscht, die hebt ge zelf gezien, nu gij komt. Want weet, dat dit op mijn aanraden door de Meden gedaan is, want toen de Hellenen niet vrijwillig den strijd wilden aangaan, moest ik hen tegen hun wil tot onze meening brengen. Gij nu, daar ge goede tijding brengt, meld ze hun zelf. Want als ik het zeg, zal ik schijnen een verzinsel te zeggen en hen niet overtuigen, dat de barbaren zoo gedaan hebben; ga dus zelf naar