94. Adimantus, de Corinthische aanvoerder, had, naar de Atheners beweren, reeds terstond in het begin, toen de schepen samentroffen, vol schrik en angst de zeilen geheschen en vluchtte weg, en de Corinthiërs, toen zij hun aanvoerder vluchten zagen, haastten zich eveneens heen. Toen zij echter op hun vlucht bij den tempel van Athenaea Sciras op Salamis waren gekomen, was als door goddelijke beschikking een snelvaarder hen tegengevaren, welks afzender nooit bekend werd, en hij kwam tot de Corinthiërs, die niets wisten van den toestand der vloot. Daaruit gissen zij dat het een goddelijk ding was. Want toen hij dicht bij de schepen gekomen was, zeiden die van den snelzeiler het volgende: Adimantus, gij keert om met uw schepen en begeeft u op de vlucht als verrader van de Hellenen, doch zij overwinnen, zoo zeer zij maar konden wenschen de vijanden te overmeesteren." Dit zeiden zij en, want Adimantus geloofde het niet, zij zeiden dit nog, dat zij als gijzelaars medegaan wilden en sterven, zoo de Hellenen niet overwinnaars bleken te zijn. Zoo dan keerde hij zelf zijn schip om en ook de anderen en kwamen eerst na volbrachte daad bij de vloot. Zulk een verhaal wordt door de Atheners over genen gedaan, doch de Corinthiërs stemmen het niet toe, maar beweren, dat zij zelf onder de eersten in den slag zijn geweest, en ook het overige Hellas getuigt in hun voordeel.
95. Aristides, zoon van Lysimachus, de Athener, van wien ik ook wat vroeger melding maakte als een voortreffelijk man, deze deed gedurende dat gewoel bij Salamis het volgende. Hij verzamelde vele der zwaargewapenden, die langs het strand van Salamis geplaatst waren. Atheners van afkomst, en zette hen over naar het eiland Psyttaleia, en zij doodden al de Perzen op dat eiland.