Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/307

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

96. Toen de zeeslag geëindigd was, brachten de Hellenen zoovele der wrakken als daar nog waren, naar Salamis, en waren gereed voor een tweeden zeeslag, verwachtend dat de koning van de overgebleven schepen nog eenmaal gebruik zou maken. En vele der wrakken nam een westewind op en dreef ze naar de Attische kuststreek, die Colias heet; zoodat ook het andere orakel geheel vervuld werd, door Bacis en Musaeus over dezen zeeslag uitgesproken, en dan ook wat uitgesproken werd over de daarheen gevoerde wrakken, vele jaren voor deze gebeurtenissen, in een spreuk door Lysistratus, een Atheenschen spreukenduider, dat allen Hellenen onbegrepen is gebleven:

Roosteren zullen met riemen de gerst Coliadische vrouwen[1]


Doch dit zou geschieden na den aftocht des konings.

97. Xerxes toen hij zijn nederlaag gezien had, vreesde dat een der Ioniërs de Hellenen zou aanraden, of zij zelf zouden bedenken, om naar den Hellespont te varen en de bruggen te verbreken, en dat hij in Europa afgesneden, gevaar loopen zou van om te komen, en daarom zon hij op vlucht. Doch in verlangen, dat zijn voornemen niet bekend werd, noch aan de Hellenen, noch aan de zijnen, trachtte hij een dam naar Salamis te leggen, en hij bond Phenicische vrachtschepen samen, opdat deze voor brug en muur zouden dienen, en rustte zich voor den oorlog, als wilde hij een

tweeden zeeslag leveren. Alle anderen nu, toen zij hem dat zagen doen, meenden zeker, dat hij zich toerustte, vast van zins om te blijven en te strijden; doch Mardonius

  1. De gerst werd voor het malen geroosterd. In de buurt van Athene stond een tempel van Aphrodite Colias.