Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/308

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bedroog geen van deze dingen, daar hij Xerxes' geest het beste kende.

98. Dit deed Xerxes en tevens zond hij naar Perzië een boodschapper van zijn onheil. Er is nu niets sterfelijks, dat sneller aankomt dan die boden: zóó goed hebben de Perzen dat uitgedacht. Want naar zij beweren zijn er, zooveel dagen de gansche weg groot is, ook zooveel paarden en mannen na elkander, telkens een paard en een man voor één dagreis bestemd, en sneeuw noch regen noch hitte noch nacht belet hen den voorgeschreven baan ten snelste af te leggen. De eerste renner nu geeft de boodschap aan den tweede, de tweede aan den derde, en verder gaat zij van den een aan den ander overgegeven, evenals de fakkeloverdracht in Hellas, die zij ter eere van Hephaestus houden. Deze rit der paarden noemen de Perzen 'angareïon.

99. De eerste tijding nu in Susa gekomen, dat Xerxes Athene bezet had, verblijdde de achtergebleven Perzen zoozeer, dat zij alle wegen met myrtentakken bestrooiden en reukwerken verbrandden, en zelf in feestgelagen en vreugde leefden, doch de tweede tijding bracht hen bij haar komst zoo in ontsteltenis, dat allen hun kleederen verscheurden en oneindig geschreeuw en geklaag verhieven, terwijl zij Mardonius de schuld gaven; en niet zoo zeer uit droefheid over de schepen deden de Perzen dat, als uit vrees voor Xerxes zelven. 100. En dit duurde zoo bij de Perzen den ganschen tijd, totdat Xerxes zelf terugkwam en hen tot kalmte bracht. Doch Mardonius, ziende dat Xerxes zich den zeeslag zeer aantrok, vermoedde dat hij op de vlucht uit Athene zon, en bij zichzelf overleggend, dat hij boeten zou, wijl hij den koning overreed had tegen Hellas op te trekken, en het voordeeliger voor hem was om te beproeven òf Hellas