Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/313

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den de vloothoofden op bevel des konings de schepen uit Phaleron naar den Hellespont terug, zoo snel ieder kon, om de bruggen voor des konings overtocht te bewaken. Toen de barbaren op hun vaart dicht bij Zoster waren, — daar nu steken kleine rotsen van het vaste land uit —, hielden zij die voor schepen en vluchtten een groot eind weg; na een wijl bemerkten zij dat het geen schepen waren doch rotsen, en zij verzamelden zich en gingen verder.

108. Toen het dag was geworden, zagen de Hellenen de landmacht nog op haar plaats en verwachtten dat ook de schepen nog bij Phaleron waren: zij meenden te moeten strijden en rustten zich ter verdediging toe. Doch toen zij het vertrek der schepen vernamen, besloten zij aanstonds daarop hen na te jagen. De vloot van Xerxes nu zagen zij niet op hun vervolging tot aan Andrus, en bij Andrus gekomen beraadslaagden zij. Themistocles gaf de meening om door de eilanden heen te gaan en de schepen achterna recht naar den Hellespont te varen om de bruggen te verbreken; doch Eurybiades zeide de tegenovergestelde meening, bewerende, als zij de bruggen verbraken, dan zou dat Hellas het grootste kwaad van allen aandoen. Want als de Pers afgesneden werd en gedwongen in Europa te blijven, niet dan zou hij trachten rust te houden, want door die rust zou hij noch zijn zaken verbeteren, noch een middel voor den terugtocht vinden, doch zijn leger zou van honger omkomen; en viel hij hen aan en zette hij door, dan zou alles in Europa èn steden en volken in zijn macht kunnen komen, hetzij dan door verovering, hetzij vóór dien tijd door verdragen; en voortdurend hadden de barbaren de jaarlijksche oogst der Hellenen voor onderhoud. Doch naar zijn meening zou de Pers, overwonnen in den zeeslag, niet in Europa blijven: zij