Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/316

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

deze goden, zouden Andriërs geen geld geven; want de macht der Atheners zou nooit grooter zijn dan hun onmacht.

112. Zij dan, daar zij dit antwoordden en geen geld gaven, werden belegerd. En Themistocles, want hij hield niet op méér te verlangen, zond naar de andere eilanden dreigende woorden en eischte geld door dezelfde boden, die hij ook naar den koning gezonden had, zeggende, als zij het gevorderde niet gaven, zou hij het leger der Hellenen tegen hen voeren en hen belegeren en nemen. Met die woorden bracht hij veel geld bijeen van de Carystiërs en de Pariërs, die, vernemende dat Andrus om Medisch-gezindheid belegerd werd en Themistocles van alle aanvoerders in het grootste aanzien stond, daarvoor vreesden en geld zonden. Of ook nog anderen der eilanders geld gaven, kan ik niet zeggen, doch ik geloof, dat ook nog anderen het gaven en niet zij alleen. Maar toch werden de Carystiërs daarom geenszins van het onheil verschoond[1], doch de Pariërs verzoenden Themistocles met geld, en ontkwamen aan het leger. Themistocles nu, van Andrus uittrekkend, verkreeg geld van de eilanders buiten weten der andere veldheeren.

113. Het leger van Xerxes wachtte na den zeeslag nog eenige dagen en trok toen langs denzelfden weg naar Boeotië. Want èn had Mardonius besloten dat hij den koning begeleiden zou, èn scheen hem de tijd des jaars niet gunstig om oorlog te voeren: het was beter in Thessalië te overwinteren, en met het begin der lente den Peloponnesus aan te vallen. Toen Mardonius nu in Thessalië gekomen was, koos hij eerst al

  1. Zie verder hoofdstuk 121.