Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/317

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Perzen uit, die de onsterfelijken genoemd worden, behalve Hydarnes den veldheer (want deze wilde den koning niet verlaten), daarna van de andere Perzen de gepantserden en de duizend ruiters en de Meden en de Sacen en de Bactriërs en de Indiërs, zoowel het voetvolk als de ruiterij daarbij. Deze volken koos hij in hun geheel, doch uit de andere bondgenooten koos hij er telkens eenige weinigen uit, hen uitzoekend, die door gestalte uitmuntten en van wie hij wist, dat zij wat flinks gedaan hadden. Perzen vooral koos hij uit, mannen met halsketens en armbanden, daarna Meden; deze waren in aantal niet geringer dan de Perzen, doch minder in kracht. Zoodat allen te samen dertig tienduizenden waren, de ruiters medegerekend.

114. In dien tijd, waarin Mardonius zijn leger uitkoos, en Xerxes in Thessalië was, kwam er uit Delphi een orakel tot de Lacedaemoniërs om van Xerxes voldoening te eischen voor den dood van Leonidas, en aan te nemen, wat door genen aangeboden werd. De Spartanen zonden dan ten spoedigste een heraut, die, toen hij nog het gansche leger in Thessalië vond, voor Xerxes' aangezicht getreden het volgende sprak: „o koning der Meden, de Lacedaemoniërs en de Heracliden van Sparta eischen voldoening voor een moord, daar ge hun koning gedood hebt, toen hij Hellas verdedigde. " Gene lachte en zweeg langen tijd, en daar Mardonius juist bij hem stond, wees hij op hem, en sprak: „daarom zal Mardonius hun zulk een voldoening geven als hun toekomt." De ander dan nam dit woord aan en vertrok.

115. Doch Xerxes liet Mardonius in Thessalië achter en trok zelf met spoed naar den Hellespont, en kwam in vijf en veertig dagen bij de plaats van den overtocht met niets, om zoo te zeggen, van zijn leger. Waar zij kwamen