Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/80

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

pen hadden, door de beschadiging daartoe niet in staat, dezen namen, toen zij vervolgd werden, de vlucht naar Mycale. Daar deden zij hun schepen stranden en lieten ze achter, zelf echter trokken zij te voet door het vaste land. Doch toen de Chiërs in Ephesië gerukt waren, des nachts toch kwamen zij daar en de vrouwen vierden er de Thesmophoriën —,[1] toen dan kwamen de Ephesiërs, niet vernomen hebbend, hoe het was met de Chiërs, doch daar zij een leger in het land zagen vallen, en hen met zekerheid voor roovers hielden en dat zij ook de vrouwen zouden aanvallen, toen kwamen de Ephesiërs, al het volk, toeschieten en doodden de Chiërs.

17. Dezen dan vielen door zulke ongevallen. Doch Dionysius, de Phocaeër, toen hij de zaak der Ioniërs verloren zag, en hij drie schepen der vijanden veroverd had, toen voer hij niet meer naar Phocaea terug, wel wetend, dat dit met het overige Ionië in slavernij zou geraken; doch terstond, zooals hij was, zeilde hij naar Phoenicië, voer daar vrachtschepen in den grond, nam veel geld en zeilde naar Sicilië, en van daar uit trok hij en leefde als zeeroover, vijand voor geen der Hellenen evenwel, doch voor de Carthagers en de Tyrrheniërs.

18. De Perzen, toen zij de Ioniërs in den zeeslag overwonnen hadden, belegerden Miletus te land en te zee, en ondergroeven de muren en gebruikten allerlei werktuigen, en veroverden het gansch en al in het zesde jaar na den opstand van Aristagoras en zij maakten de inwoners tot slaven, zoodat de ramp overeen kwam met de orakelspreuk voor Miletus gegeven.

19. Want toen de Argiven in Delphi den god vroegen over het behoud van hun eigen stad[2], werd een

  1. Een Helleensch vrouwenfeest. Verg. II. 171.
  2. Verg. 76 vlgg.