Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/85

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

28. Van daar trok Histaeus tegen Thasus op, met velen der Ioniërs en Aeoliërs. En toen hij voor Thasus lag, kreeg hij bericht, dat de Pheniciërs van Miletus naar het overige Ionië voeren. Dit vernemend liet hij Thasus onverwoest, en rukte zelf met al zijn leger naar Lesbus. Van Lesbus, daar zijn leger gebrek leed, trok hij over naar den overkant, om uit Atarneus de vrucht in te oogsten, zoowel daaruit als uit de Caïcische vlakte bij de Mysiërs. In die streken bevond zich toen Harpagus, een Pers, als veldheer van een niet gering leger, en deze trof met hem samen, toen hij ontscheept was, en greep Histiaeus zelf levend en vernietigde zijn leger grootendeels.

29. Op de volgende wijze werd Histiaeus levend gevangen. Toen de Hellenen de Perzen bestreden te Malene in het Artarneïsche gebied, weerstonden de eersten lang in den strijd, doch later rukte de ruiterij aan en viel de Hellenen aan. De roem kwam dus aan de ruiterij, en toen de Hellenen vluchtten, verwachtte Histiaeus, dat hij om zijn tegenwoordig misdrijf niet door den koning zou gedood worden, en beging de volgende lafheid: toen hij op de vlucht door een Pers werd ingehaald, en ingehaald, door hem doorboord zou worden, riep hij in de Perzische taal en gaf te kennen, dat hij Histiaeus de Milesiër was.

30. Zoo hij nu, na zijn gevangenneming, terstond naar koning Darius was gevoerd, zou hij gansch geen kwaad ondervonden hebben, naar mij schijnt, en de koning zou hem de schuld vergeven hebben; doch nu, juist daarom, en opdat hij niet ontkomen zou en wederom groot worden bij den koning, lieten Artaphrenes, de onderkoning van Sardes, en Harpagus, die hem gevangen had, toen hij naar Sardes was gebracht, toen lieten zij zijn lichaam daar kruisigen, zijn hoofd echter balsemden zij en brach-