Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/89

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hinderlaag en grepen hem levend. Miltiades nu was met Cresus, den Lydiër bekend geworden, en Cresus daarom, dat vernemende, zond en zeide den Lampsaceners aan om Miltiades vrij te laten; zoo niet, dan zou hij hen verdelgen als een pijnboom. Toen de Lampsaceners in hun besprekingen heen en weer gingen, wat dat woord zijn wilde, waarmede Cresus hen gedreigd had, dat hij hen als een pijnboom verdelgen zou, begreep met moeite eindelijk een der ouderen het en zeide, zooals het ook was, dat de pijnboom de eenige onder alle boomen is, die na het omhakken geen spruit meer geeft, doch geheel en al omkomt. En de Lampsaceners nu, uit vreeze voor Cresus, maakten Miltiades vrij en lieten hem gaan.

38. Deze ontkwam dus door Cresus, doch daarna sterft hij zonder zoon, terwijl hij zijn regeering en het geld overliet aan Stesagoras den zoon van Cimon, welke laatste zijn broeder was uit de zelfde moeder[1]. En na zijn dood brengen de Chersonesers hem offers, zooals zede is aan een stichter te offeren, en zij houden wedkampen met paarden en lichaamsspelen, waarbij het geen enkelen Lampsacener veroorloofd is mede te dingen. Terwijl er echter oorlog was tegen de Lampsaceners, overkwam het ook Stesagoras kinderloos te sterven, het hoofd met een bijl geslagen in het raadhuis door een man, in voorgeven een overlooper, in werkelijkheid een vijand en een weinig te driftig.

39. Toen ook Stesagoras op deze wijze gestorven was, toen werd Miltiades, de zoon van Cimon en broeder van den gestorvenen Stesagoras, om de regeering over te nemen, met een trireem door de Pisistratiden naar den Chersonesus gezonden; deze hadden hem ook in Athene

  1. Doch van een anderen vader.