Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een groote en onweerstaanbare noordewind op hen en greep hen hard aan en smeet een groot getal schepen tegen Athos. Want driehonderd van de schepen, zegt men, werden vernietigd, en meer dan twee tienduizenden van menschen. Daar namelijk de zee bij Athos zeer rijk is aan wilde dieren, kwamen sommigen om door de dieren geroofd, anderen tegen de rotsen geslingerd; anderen weer konden niet zwemmen en kwamen zoo om, nog anderen door de koude.

45. Zoo dan ging het met de vloot. Doch Mardonius met zijn leger, die in Macedonië kampeerde, overvielen des nachts de Thracische Brygen en velen van hen doodden deze Brygen en Mardonius zelven wondden zij. Maar toch ontgingen ook zij de Perzische slavernij niet, want niet eerder brak Mardonius uit die streken op, vóór hij hen onderworpen had. Doch na hun onderwerping voerde hij zijn leger terug, daar hij in zijn leger geleden had tegen de Brygen, en in zijn vloot grootelijks bij Athos. Zoo dan trok dit leger na een smadelijken kamp naar Azië terug.

46. In het tweede jaar daarna zond Darius eerst, daar de Thasiërs door hun buren belasterd werden, dat zij op afval zonnen, een bode tot hen en beval hen de muur om te halen en hun schepen naar Abdera te brengen. Want de Thasiërs, daar zij door Histiaeus den Milesiër belegerd waren geworden en groote inkomsten wonnen, hadden het geld gebruikt om lange schepen te bouwen en een sterken muur om zich heen op te richten. Zij kregen hun inkomsten uit het vaste land[1] en uit mijnen. Uit de goudmijnen in Scaptesyle[2] kwam gewoonlijk tachtig talenten in, en

  1. Uit koloniën in Thracië.
  2. Een plaats in Thracië.