van Hyllus, als koning hen in dat land heeft gebracht, dat zij nu bezitten, doch niet de zonen van Aristodemus. Na niet veel tijd baarde Aristodemus' vrouw, die Argeia heette. Zij beweren dat zij de dochter was van Autesion, zoon van Tisamenus, dien van Thersander, dien van Polynices; deze baarde tweelingen, en Aristodemus, toen hij die kinderen gezien had, stierf door een ziekte. De toenmalige Lacedaemoniërs besloten volgens de zede den oudsten der knapen tot koning te benoemen. Maar zij wisten nu niet, wien zij kiezen zouden, daar genen gelijk van uiterlijk en grootte waren; en daar zij het niet zien konden, of misschien ook daarvóór, vroegen zij het de moeder. Ook deze beweerde het niet te kunnen zien. En zij wist het zeer goed, doch zeide dat met de bedoeling, dat beiden wel koning konden worden. De Lacedaemoniërs dus waren in verlegenheid, en in hun verlegenheid zonden zij naar Delphi boden om te vragen wat zij met de zaak doen zouden. En de Pythia beval hen beide knaapjes als koning te erkennen, doch den oudste meer te eeren. De Pythia dan antwoordde hun dit, doch de Lacedaemoniërs, die niets minder verlegen waren hoe zij den oudsten van de twee vinden zouden, kregen raad van een man uit Messenië. Panites van naam. Deze Panites ried dit de Lacedaemoniërs, de moeder na te gaan, wien van beide knaapjes zij het eerst wiesch en voedde; en indien zij dat altijd op de zelfde wijze bleek te doen, dan zouden zij alles weten, zooveel zij zochten en vinden wilden; maar indien de moeder ongelijk deed en afwisselde, dan zou het hun duidelijk zijn, dat gene er ook niets méér van wist, en moesten zij een anderen weg inslaan. En toen bespiedden de Spartanen, volgens den raad des Messeniërs, de moeder van Aristodemus' zonen, en vonden, dat zij steeds op dezelfde wijze den eerst-
Pagina:Herodotus, Muzen II (vert. v. Deventer 1893).pdf/96
Uiterlijk