gastheeren[1] te benoemen, wie der burgers zij willen, en ieder twee Pythiërs te kiezen. De Pythiërs zijn de boden aan den god in Delphi en worden met de koningen van staatswege gespijsd. Als de koningen niet aan chet maal komen, dan worden hun naar huis gestuurd twee choenicen meel en een kruik wijn, doch komen zij, dan wordt van alles het dubbele gegeven; op de zelfde wijze worden zij geëerd door gewone burgers, die hen noodigen. Zij ook bewaren de orakelspreuken, die inkomen, doch ook de Pythiërs weten ze met hen. De koningen alleen spreken recht in het volgende alleen: over een erfdochter, wie haar hebben moet, als haar vader zelf althans haar niet in zijn testament verloofd heeft, en over den aanleg van openbare wegen. En indien iemand een zoon aannemen wil, moet hij dat ten overstaan van de koningen doen. En zij zitten er bij als de ouderen beraadslagen, die op twee na dertig in getal zijn; indien zij niet komen, dan hebben de hun onder de ouderen het naast verwanten de koninklijke eererechten, en geven twee stemmen, en een derde voor zich zelven.
58. Dit nu wordt door den staat der Spartanen aan de koningen bij hun leven geschonken, doch bij hun dood het volgende. Ruiters verkondigen het gebeurde door gansch Laconië, en de vrouwen trekken door de stad en slaan tegen een ketel. Wanneer dat nu geschied is, moeten uit ieder gezin twee vrijgeborenen rouw bedrijven, een man en een vrouw; wie dat niet doet, wordt zwaar gestraft. Over den dood der koningen is bij de Lacedaemoniërs dezelfde zede als bij de barbaren in Azië; want toch de meeste barbaren volgen dezelfde zede bij den dood der koningen. Want wanneer een koning van de
- ↑ Beambten, die vreemdelingen ontvangen moeten.