Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/141

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der Egyptenaars. Wat ik nu over goddelijke zaken vernam, ben ik niet geneigd mede te deelen, behalve hun namen alleen, meenende, dat alle menschen daar even weinig van weten, en wat ik er nog van berichten zal, zal ik vermelden door den dwang van mijn verhaal.

4. Doch wat de menschelijke zaken aangaat, zeiden de priesters in overeenstemming met elkander, dat de Egyptenaars het eerst van alle menschen het jaar uitgevonden, en het in twaalf gelijke deelen verdeeld hadden. Zij hadden, zeiden zij, dit uit de sterren gevonden. En in zoover rekenen zij verstandiger dan de Hellenen, komt mij voor, dat dezen ieder derde jaar een schrikkelmaand invoegen ter wille van de jaargetijden, terwijl de Egyptenaars de twaalf maanden ieder op dertig dagen stellen en nog ieder jaar vijf dagen bij het geheele aantal voegen, en dan komt de kringloop der jaargetijden bij hen weder op hetzelfde punt terug. Zij zeiden ook, dat het eerst bij de Egyptenaars de namen der twaalf goden in gebruik waren gekomen en de Hellenen dit van hen hadden overgenomen; zij zelf ook hadden het eerst altaren en beelden en huizen voor de goden opgericht en figuren in steen gegrift, en dat dit zoo was, bewezen zij grootendeels door feiten. De eerste sterveling, die, volgens hen, over Egypte regeerde, was Menes. En in zijn tijd was, naar zij zeiden, behalve het gewest van Thebae, geheel Egypte een moeras, en was er niets boven water van het land, dat nu gelegen is beneden het meer Moeris, waarheen de vaart van de zee langs de rivier zeven dagen duurt.

5. En zij schenen mij toe naar waarheid over het land te spreken. Want het is toch duidelijk voor ieder, ook die het niet vroeger gehoord heeft, doch ziet, en verstand heeft, dat het Egypte, waarheen de Hellenen