Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/150

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met genen overeen, en zij wilden dat het hun vrij stond van alles te eten. Doch de god stond hun niet toe dat te doen, zeggende dat Egypte al het land was, dat de Nijl bij zijn overstrooming besproeit, en zij allen Egyptenaars, die beneden de stad Elephantine wonen en water uit dien stroom drinken. Zoo werd hun geantwoord. De Nijl toch overstroomt, als zij zwelt, niet alleen het Delta, maar ook een deel van het dusgeheeten Libysche land en van het Arabische meermalen over een uitgestrektheid van twee dagen gaans aan weerszijden, ook wel meer en minder dan dat.

19. Over de natuur van den stroom kon ik noch van de priesters noch van iemand anders iets vernemen, en toch was ik begeerig van hen te hooren, waarom de Nijl zwelt en overstroomt, bij den zomer-zonnestilstand beginnende, gedurende honderd dagen, en dan, als dit getal van dagen bereikt is, terugwijkt en klein van bedding wordt, zoodat zij den ganschen winter door gering is tot de zomerzonnestilstand er wederom is. Over die zaken kon ik niets vernemen van de Egyptenaars, toen ik hen vroeg, welke kracht de Nijl toch had, dat zij gansch anders geaard is dan de andere rivieren. Die zaken dan wilde ik weten en daarover vroeg ik hen en ook, waarom zij alleen onder alle rivieren geen wind van zich doet waaien.

20. Maar er zijn er van de Hellenen, die wenschende vermaard te worden om hun schranderheid, over dat water op drie verschillende wijzen gesproken hebben, twee van welke ik het de moeite niet waard acht om te vermelden, behalve dat ik ze alleen wil aangeven. De een van die twee wijzen zegt, dat de passaatwinden oorzaak zijn van het zwellen der rivier, daar zij de Nijl verhinderen in zee uit te stroomen. Nu waaien echter dikwijls