Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/157

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beloonde hen op de volgende wijze; hij had toen juist geschillen met enkele Ethiopiërs; dezen beval hij hun te verjagen en dan zouden zij het land van genen bewonen. Toen deze menschen onder de Ethiopiërs gevestigd waren, werden de Ethiopiërs zachter van aard, daar zij de zeden van de Egyptenaars leerden.

31. Over een vaart en een weg van vier maanden dus is de Nijl bekend, behalve wat van haar in Egypte stroomt, want zooveel maanden worden gevonden, als ge al de maanden samentelt, die besteed worden door een reiziger gaande van Elephantine naar die Automolen. Doch zij stroomt van den avond en den zonsondergang af. Maar hoe het verder is, weet niemand met zekerheid te zeggen; want het land daar is een woestijn door de hitte.

32. Doch zooveel heb ik gehoord van Cyrenaeïsche mannen, die beweerden naar het orakel van Ammon gegaan te zijn, en daar hadden zij gesproken met Etearchus, den koning der Ammoniërs, en zoo waren zij van andere gesprekken gekomen op een onderhoud over de Nijl, dat niemand haar bronnen weet, en Etearchus beweerde, dat eens Nasamonische mannen bij hem gekomen waren. Dit is een Libysch volk en bewoont de Syrtis en het land, dat niet ver naar de dageraadszijde van de Syrtis ligt. De Nasamonen nu bij hun komst gevraagd, of zij iets meer van de Lybische woestijnen te zeggen hadden, hadden verhaald, dat er bij hen eens overmoedige zonen van aanzienlijke mannen geweest waren, en deze hadden, toen zij mannen geworden waren, andere dwaze dingen gedaan en zoo dan ook vijf van hen door het lot gekozen om de woestijnen van Libye te bezoeken, of zij nog wat meer zouden zien dan de anderen, die het verste geweest waren. Want een deel van Libye, dat te beginnen bij Egypte langs de noordelijke