Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de dingen over Dionysus geleerd heeft van Cadmus den Tyriër en van hen, die met dezen uit Phoenicië in het land, thans Boeotië genaamd, gekomen waren.

50. Ook bijna alle godennamen[1] zijn uit Egypte in Hellas gekomen. Want dat zij van de barbaren komen, bevond ik bij onderzoek, dat zoo is. Ik geloof nu, dat zij vooral uit Egypte gekomen zijn. Want met uitzondering van Poseidon en de Dioscuren, zooals ik reeds vroeger gezegd heb, en Hera en Hestia en Themis en de Chariten en de Nereïden, bestaan de namen der andere goden van oudsher bij de Egyptenaars in hun land: ik zeg wat de Egyptenaars zelf zeggen. En de goden nu, wier namen zij beweren niet te kennen, dezen zijn geloof ik, door de Pelasgen zoo genoemd, behalve Poseidon, want dien god hebben zij van de Libyers geleerd. Want geen volk heeft van den aanvang den naam van Poseidon bij zich gehad, behalve de Libyers, en dezen vereeren dien god van oudsher. Een dienst voor de heroën hebben de Egyptenaars echter gansch niet.

51. Deze dingen nu en andere nog daarbij, die ik vermelden zal, hebben de Hellenen van de Egyptenaars overgenomen; maar om de beelden van Hermes met rechtopstaand schaamdeel te maken, dat hebben zij niet van de Egyptenaars geleerd, doch van de Pelasgen hebben, het eerst van alle Hellenen, de Atheners dat overgenomen en van hen de anderen. Want met de Atheners, die in dien tijd reeds tot de Hellenen gerekend werden, woonden de Pelasgen in het land, waarom dezen dan ook voortaan als Hellenen beschouwd werden. En hij, die in de mysteriën van de Cabiren is ingewijd, welke

  1. In den naam wordt de bijzondere aard van de god, zijn persoonlijkheid en zijn dienst door H, begrepen.