Naar inhoud springen

Pagina:Herodotus, Muzen I (vert. v.Deventer 1893).pdf/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waren zij. Deze plaats nu, waar graten opgestapeld zijn, is een zoodanige: zij is een toegang uit nauwe bergen naar een groote vlakte, en die vlakte hangt met de Egyptische vlakte samen. Het verhaal gaat, dat bij de komst van de lente gevleugelde slangen uit Arabië naar Egypte vliegen, doch dat de ibisvogels hen bij den ingang van die streek tegemoet gaan, en de slangen niet toelaten, maar ze dooden. En om die daad, zeggen de Arabieren, wordt de ibis door de Egyptenaars grootelijks geëerd, en de Egyptenaars stemmen toe, dat zij daarom die vogels eeren.

76. Het uiterlijk van de ibis is als volgt. Zij is geheel vreeselijk zwart, heeft de pooten van een kraanvogel, en de bek is zeer sterk gebogen; in grootte is zij zooals de vogel krex. Zoo zien de zwarte er uit, die tegen de slangen strijden. Doch zij, die meer onder de menschen verkeeren, (want er zijn twee soorten van ibissen) hebben den kop en den ganschen hals kaal; de, veeren zijn wit, behalve aan den kop en den nek en boven aan de vleugels en onder aan den stuit (want de deelen, die ik daar zeide, zijn allen vreeselijk zwart); pooten en kop zijn evenals bij de andere soort. De vorm van de slang is als van de waterslang. Doch haar vleugels zijn niet bevederd, maar gelijken vrij wel op de vleugels van den vleermuis. Zooveel nu moge over de heilige dieren gezegd zijn.

77. Van de Egyptenaars zelven nu zijn zij, die in het bebouwde deel van Egypte wonen, daar zij het verleden het meest van alle menschen bewaren, verreweg de kundigsten van allen, die ik heb leeren kennen. Zij hebben de volgende levenswijze: drie dagen achtereen in iedere maand nemen zij zuiveringsmiddelen en jagen de gezondheid na met braakmiddelen en klysteeren, van