83. Met de waarzegging is het aldus bij hen gesteld: die kunst komt geen der menschen toe, doch aan enkele goden. Want er is daar een orakel van Apollo en Athene en Artemis en Ares en Zeus, en wat zij het meest van alle orakels in eere houden, is dat van Leto in de stad Buto. Doch de wijze van waarzegging is niet overal hetzelfde bij hen, doch verschillend.
84. De geneeskunde is aldus bij hen verdeeld: iedere geneesheer is dat voor één ziekte, en niet voor meer. En alles is vol geneesheeren, want sommigen zijn geneesheeren voor de oogen, anderen voor het hoofd, anderen voor de tanden, anderen voor het onderlijf, anderen voor de onzichtbare[1] ziekten.
85. De klachten over de gestorvenen en de begrafenis geschieden aldus bij hen: waar in een gezin een mensch sterft, die van eenige beteekenis was, daar bestrijkt zich al wat vrouw is in het gezin het hoofd met slijk of ook het gelaat, en daarna laten zij het lijk in het huis en trekken door de stad, weeklagend, hoog gegord en de borsten ontbloot toonend, en met haar gaan alle vrouwelijke verwanten. En aan den anderen kant weeklagen ook de mannen, ook dezen opgegord. Wanneer zij dat gedaan hebben, brengen zij hem zoo naar de balseming.
86. Er zijn menschen, die daarvoor hun plaats hebben, en dat bedrijf uitoefenen. En dezen, wanneer hun een lijk gebracht wordt, dan toonen zij aan de brengers houten voorbeelden van lijken, met kleuren nagebootst, en drie balsemingen geven zij aan[2], en de voornaamste daarvan zeggen zij, dat van den god is, wiens naam ik